Steve Friesen, "Satan’s Throne, Imperial Cults, and the Social Settings of Revelation" in JSNT27.3 (2005)
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik weet uw werken, en waar gij woont; [namelijk] daar [40]de troon des satans is, en [41]gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke [42]Antipas Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont. 40. Christus noemt deze stad hier den troon des satans, omdat de satan daar op een bijzondere wijze door afgoderij en tirannij zetelde; gelijk hierna het beest met zeven hoofden en tien hoornen de troon des draaks wordt gegeven; hfdst.13 vs.2. 41. Dat is, gij vreest niet mijn naam te belijden, niettegenstaande alle zwarigheden, die u daardoor overkomen. 42. Van dezen Antipas leest men niet veel in de oude kerkelijke geschiedenis. Hier blijkt, dat hij een voornaam opziener of herder van die gemeente was geweest, die als een martelaar of getuige der waarheid van Christus, deze met zijn dood had verzegeld, tot wiens navolging hij hun dit voorbeeld voor ogen stelt.